Algemeen Naam Etymologie De benamingen Nederland[6] en de Lage Landen verwijzen naar een historische tweedeling. Zij gaan terug op de Bourgondische tijd, de periode in de geschiedenis van de Lage Landen tussen 1384 en 1494. Filips de Goede, hertog van Bourgondië (1396-1467), bracht het grootste deel van het grondgebied van de huidige Benelux samen met delen van het noorden van Frankrijk onder zijn bestuur. Zijn bezittingen werden aangeduid vanuit het oogpunt van de hertog zelf, die meestal in Vlaanderen of Brabant verbleef: les pays de par deça, 'de landen van herwaarts over'. Dat wilde niet veel meer zeggen dan 'deze landen hier, direct om ons heen'. Het straatje in Delft door Johannes Vermeer ca. 1657-1658 (Rijksmuseum) Dit in tegenstelling tot les pays de par delà, 'de landen van derwaarts over, de landen daar', namelijk het eigenlijke Bourgondië.[7] Zijn latere opvolger keizer Karel V hanteerde een soortgelijke tweedeling, maar keerde als Habsburger het perspectief om en duidde zijn Nederlandse gewesten aan als les pays d'em bas oftewel les Pays-Bas, wat "de laag liggende landen" betekent. Opeenvolgende benamingen Het huidige Nederland bestaat pas sinds 1830, na de afscheiding van België (zie ook de Belgische Revolutie). Daarvoor werden er verschillende namen gebruikt om het huidige land of voorlopers daarvan aan te duiden, zoals de Lage Landen (een letterlijke vertaling van les Pays-Bas), de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland in de Franse tijd. Het Souvereine Vorstendom der Verëenigde Nederlanden was de oorspronkelijke naam van het Koninkrijk der Nederlanden, toen eind 1813 de overwinnaars van Napoleon een staatkundige herinrichting van Europa bewerkstelligden. Variatie in namen Dit heeft tot gevolg dat verschillende namen voor Nederland worden gebruikt: * Variaties van "Nederland", zoals The Netherlands in het Engels (letterlijk: de Nederlanden) * Variaties van "Holland" (het gewest Holland was lange tijd dominant) * Als bijvoeglijk naamwoord: Dutch in het Engels (afgeleid van Diets) Nationale symbolen Nationale symbolen bestaan op verschillende niveaus. Zo wordt bijvoorbeeld vaak het portret van het staatshoofd aangebracht op munten en postzegels. Vooral bij regerende vorstenhuizen is dit het geval. Nederland vormt daarop geen uitzondering. Geijkte officiële symbolen zijn met name de volgende: * De vlag van Nederland bestaat uit drie horizontale banen van gelijke hoogte in de kleuren rood, wit en blauw. De vlag dateert uit 1579, toen de onafhankelijkheid van Nederland werd uitgeroepen en werd officieel goedgekeurd in 1796 en bevestigd als nationaal embleem in 1937. Het wit en blauw zijn de livreikleuren van het Franse vorstendom Orange, waar het Huis Nassau, het latere Nederlandse koningshuis, mee verbonden raakte (zie René van Chalon). Het rood was oorspronkelijk oranje, naar de naam van het vorstendom, maar werd in de loop van de 17e eeuw vervangen door vermiljoenrood, dat tijdens zeeslagen makkelijker te herkennen was. Op feestdagen die te maken hebben met het koningshuis of tijdens diplomatieke reizen naar het buitenland wordt ook wel een oranje wimpel boven de vlag gehangen. Koningin Beatrix op Koninginnedag 2004 * Het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden is oorspronkelijk in 1815 ontworpen en in 1907 aangepast. Het geblokte schild met een leeuw, zwaard en pijlen is het heraldisch symbool van de Koningin en het Land. * Het Wilhelmus is het volkslied sinds 10 mei 1932. Daarvoor was van 1817 (met uitzondering van een gat van 1832 tot 1833) Wien Neêrlands bloed het volkslied. Informeel geldt tegenwoordig de kleur oranje in het algemeen als een symbool voor Nederland. Dit komt, behalve in de kleur van de kleding der vertegenwoordigende sportteams, ook tot uitdrukking in de wijze waarop supporters zich in en aan het buitenland tonen. Rol van het koningshuis Bij al deze symbolen speelt expliciet of impliciet het koningshuis een rol. De vorst en het koninklijk huis vervullen zelf echter ook een belangrijke symbolische functie voor Nederland, zowel institutioneel als in personam. Dit is te meer het geval omdat het Huis van Oranje al meer dan vier eeuwen zijn geschiedenis deelt met het volk van Nederland. Het was de prins van Oranje die Nederland naar de zelfstandigheid leidde. Als monarchie onder de Oranjes echter bestaat Nederland nog geen twee eeuwen. De rol van de vorst is bovendien constitutioneel ingeperkt. In het zogenoemde revolutiejaar 1848 werd een nieuwe grondwet ingevoerd, ontworpen onder leiding van Johan Rudolph Thorbecke. Deze nieuwe grondwet, die met enkele kleinere aanvullingen nog steeds de Nederlandse grondwet is, maakte een einde aan de persoonlijke regeermacht van de koning en voerde de koninklijke onschendbaarheid in. Voortaan waren de ministers verantwoordelijk voor hun beleid en niet meer de koning. Imago in het buitenland Rotterdam: Erasmusbrug (1996), architect Ben van Berkel Nederland staat wereldwijd bekend om zijn waterbeheer (water management) en grote waterbouwkundige werken, zijn handelsgeest en om traditionele producten en symbolen als windmolens, tulpen, klompen, kaas, Delfts blauw en de fiets. De hoofdstad Amsterdam geniet internationale bekendheid, maar ook Rotterdam en Den Haag zijn welbekend. Op cultureel gebied heeft vooral de Nederlandse schilderkunst door de eeuwen heen veel aanzien. Onder meer het Nederlandse landschap, stadsgezichten, de zee en zelfs de Nederlandse lucht zijn bekende motieven. Nederland maakt thans ook naam door zijn vernieuwende architectuur, stadsontwikkeling, planologie en industriële vormgeving. Naast het traditionele beeld van Nederland als kleinschalig polderland in permanent gevecht met het water, geldt Nederland als een modern Westers land, industrieel en technologisch ontwikkeld, met een sterke economie, zeer goede sociale voorzieningen en een stabiel politiek bestel. Tegenwoordig is Nederland daarnaast bekend om zijn vooruitstrevende en liberale beleid op het gebied van drugs, prostitutie, euthanasie en het homohuwelijk. Op sportief terrein neemt Nederland in tal van sporten deel aan vele internationale toernooien. Voormalige voetballers als Johan Cruyff en Marco van Basten, alsmede de in het buitenland werkende trainer-coach Guus Hiddink droegen bij aan de wereldwijde bekendheid van Nederland. Geschiedenis Geschiedenis van Nederland Tijdlijn - Bibliografie Pieter Bruegel d. Ä. 093.jpg Winterlandschap met schaatsers en vogelknip, Pieter Bruegel de Oude, 1565 Uitklappen ..Naar chronologie * Prehistorie * Brons- en ijzertijd * Romeinse tijd * Grote Volksverhuizing * Middeleeuwen * Bourgondische tijd * Habsburgse Nederlanden o Zeventien Provinciën o Spaanse Nederlanden * Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog * Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden o Gouden Eeuw o Patriotten o Oranjerestauratie o Bataafse Revolutie * Franse tijd * Verenigd Koninkrijk der Nederlanden * 1830-1917 * Interbellum * Tweede Wereldoorlog * Eigentijdse geschiedenis Uitklappen ..Naar onderwerp * Constitutionele geschiedenis * Economische geschiedenis * Fascisme en nationaalsocialisme * Nederlandse film * Geschiedenis van het Fries * Kunstgeschiedenis * Literatuurgeschiedenis * Geschiedenis van de monarchie * Maritieme geschiedenis o Van de prehistorie tot 1585 o Van 1585 tot heden * Militaire geschiedenis * Geschiedenis van het Nederlands * Geschiedenis van het onderwijs * Rechterlijke macht * Ontstaan van de Nederlandse ondergrond * Sociale geschiedenis * Strijd tegen het water * Televisiegeschiedenis * Uitvindingen en ontdekkingen Uitklappen ..Naar overzeese gebiedsdelen * Aruba * Nederlandse Antillen Uitklappen ..Naar provincie * Drenthe * Flevoland * Friesland * Gelderland * Groningen * Limburg * Noord-Brabant * Noord-Holland * Overijssel * Utrecht * Zeeland * Zuid-Holland Uitklappen ..Naar voormalige koloniën * Koloniën 1rightarrow.png Zie geschiedenis van Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp. De bewoningsgeschiedenis van Nederland is sterk verbonden met het ontstaan van de Nederlandse ondergrond. De omgeving veranderde niet alleen door de verdrinkingsgeschiedenis van de Schelde, Rijn, Maas en Eems tijdens het Holoceen, maar andersom is bewoning van grote invloed geweest op het huidige Nederlandse landschap met polders en dijken, met name in de laatste 1000 jaar. De noodgedwongen collectiviteit zorgden voor een bestuur en mentaliteit die mede bijdroegen tot het latere succes van de Nederlandse handel, waarbij ook de geografisch gunstige ligging aan zee en waterwegen van groot belang was. De Nederlandse gewesten hebben door de geschiedenis heen wisselende onderlinge relaties gehad, soms samenwerkend, soms rivaliserend. Belangrijke keerpunten zijn de Opstand met zijn onafhankelijkheidsverklaring die vooraf ging aan een periode van grote voorspoed en de Franse inval die het einde betekende van de Republiek en kwam na een lange periode van verval. Als het Koninkrijk der Nederlanden bestaat Nederland sinds 1814 en in min of meer de huidige vorm vanaf 1830 na de Belgische revolutie. Prehistorie 1rightarrow.png Zie prehistorisch Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Inherent aan deze periode is het gebrek aan kennis van wat er zich afspeelde. Waar later persoonlijke verhalen inzicht geven in beweegredenen, is men hier alleen in staat om culturen te onderscheiden, voor zover deze al teruggevonden zijn. Enerzijds is het aantal doorzochte locaties niet uitputtend, anderzijds zijn sporen verdwenen door natuurlijke oorzaken, maar ook door menselijk ingrijpen of bevinden deze zich in formaties die bedekt worden door recentere afzettingen. Lang voor er sprake zou zijn van een herkenbare Nederlandse identiteit bestond de bewoning in dit gebied uit passerende jager-verzamelaars. Vondsten uit de vroegste periodes zijn spaarzaam en ontbreken bij een aantal periodes volledig. Vanaf het begin van het Holoceen (0,0117 Ma - heden) steeg de temperatuur. Dit had een zeespiegelstijging tot gevolg en het volstromen van de Noordzee heeft mogelijk mesolithische jagers naar het vasteland doen trekken, maar continue bewoning kwam waarschijnlijk pas later. Hierna werd tijdens het Vroeg-Neolithicum de overgang gemaakt van nomadisch jagen en verzamelen naar sedentaire landbouw en veeteelt, ook wel neolithische revolutie genoemd. Na de Bronstijd begon met de Kelten de IJzertijd, om opgevolgd te worden door de La Tène-cultuur (ca. 450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de 1e eeuw v.Chr.). Aangetrokken door Keltische welvaart, trokken in de tweede eeuw voor Christus Germanen naar het westen, hierbij geholpen door het gebrek aan samenhang in de Keltische samenleving. Bij dit alles moet worden opgemerkt dat het onderscheid tussen Kelten en Germanen niet goed duidelijk is. De benamingen werd gegeven door de Grieken en Romeinen en worden tegenwoordig vooral als taalkundig begrip beschouwd die onafhankelijke volken beschrijven zonder gezamenlijke identiteit. Over de godsdiensten die aangehangen die de Kelten en Germanen aanhingen is weinig bekend. De Romeinse beschrijvingen zijn oppervlakkig en gekleurd en het is onwaarschijnlijk dat de Germaanse mythologie van die tijd overkwam met de Noordse en Germaanse mythologie zoals die in de dertiende eeuw door Snorri Sturluson in Proza-Edda beschreven werd. Romeinse tijd Een villa rustica was een grote herenboerderij te midden van een uitgestrekt landbouwgebied. De Romeinen verbouwden vaak één product in grote hoeveelheden, dat vervolgens verhandeld werd, onder andere met de steden. Naast akkerbouw en veeteelt vonden hier ambachtelijke activiteiten plaats, waarbij villa Voerendaal langs de via Belgica een van de grootste teruggevonden villa's van Europa is. 1rightarrow.png Zie Romeinen in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp. De eerste ooggetuigenverslagen die Nederland beschrijven zijn het gevolg van de komst van de Romeinen. Deze zouden hier uiteindelijk enkele honderden jaren blijven. In de Commentarii rerum in Gallia gestarum beschreef de generaal Julius Caesar zijn gevechten in 57 v.Chr. tegen de Belgae in de zuidelijke Nederlanden. Deze Gallische oorlog markeert daarmee de overgang van de prehistorie naar de protohistorie van de nog niet bestaande Nederlanden. Met de oorlog die de Rijn tot noordgrens van het Romeinse Rijk maakte, kwam een einde aan de eigen ontwikkeling van deze volken. In een periode van relatieve rust vestigden de Batavi zich daarna in onder andere de Betuwe, terwijl de Cananefates naar het huidige Zuid-Holland trokken. Ten noorden daarvan woonden de Frisii. Het gebied van de Eburones werd in het noorden opnieuw bevolkt door de Frisiavones. Tijdens de regering van Augustus was men begonnen met de uitbreiding van het wegennet, vooral gericht op de pacificatie van Noord-Gallië en de verovering van Brittannië en Germanië. Drusus moest voor Augustus het gebied tot aan de Elbe veroveren en wist de Frisii te onderwerpen en met hun hulp de Chauken te verslaan. Na de Varusslag in 9 n.Chr. trokken de Romeinen zich terug tot de Rijn. Het gebied daarboven bleef een militaire zone, maar na een belastingmaatregel kwamen de Frisii in 28 n. Chr. in opstand, waarna zij en de Chauken vrijwel onafhankelijk werden van de Romeinen. De Rijn werd na 47 de noordgrens of limes van het rijk. De Romeinse verdraagzaamheid ten opzichte van de lokale godsdiensten droeg bij aan pacificatie van de stammen. Desondanks kwamen in het vierkeizerjaar (68 - 69) de Bataven in opstand onder leiding van Julius Civilis, hierin gevolgd door andere stammen. Vooral in het binnenland gaven de stammen echter de voorkeur aan de pax Romana boven de Germaanse vrijheid. Nadat de Bataven weer gepacificeerd waren, was het gedurende twee eeuwen rustig in de Rijnprovincies. Aan deze periode van economische expansie en sterke bevolkingstoename kwam pas een einde rond 250. Onder keizer Marcus Aurelius (161 - 180) werd de Germaanse druk op de limes groter en begon ook een periode van interne onrust. Tijdens de crisis van de derde eeuw verdween het centrale gezag vrijwel geheel. Aan het einde van de derde eeuw stabiliseerde de situatie zich; de Salische Franken verdedigden voortaan als bondgenoten de grens. Aangenomen wordt dat voordat het christendom de overheersende godsdienst werd in de Nederlanden, er een mengelmoes van heidense geloven bestond. Onder de Romeinen werd het Romeinse pantheon geïntroduceerd en vond ook de zogenaamde eerste kerstening plaats, vooral in de steden. De invloed hiervan was echter beperkt en verdween vrijwel na de volksverhuizingen. Van Oudheid naar Middeleeuwen 1rightarrow.png Zie Grote Volksverhuizing voor het hoofdartikel over dit onderwerp. In de vierde eeuw was er al regelmatig sprake van Germaanse invallen. In 406 werden de Ripuarische Franken verslagen in de slag bij Mainz door de voor de Hunnen vluchtende Vandalen, Sueven, Alanen, Alemannen en Bourgondiërs, die daarna de Rijn overstaken en Gallië binnentrokken. De voornamelijk Germaanse bewoners zullen echter waarschijnlijk nog wel enige tijd het idee hebben gehad tot het Romeinse Rijk te behoren. Vanaf het midden van de vijfde eeuw begon echter een neergang. De bevolking nam vrijwel zeker aanzienlijk in aantal af, terwijl er ook sprake was van economische achteruitgang. De Romeinse heerwegen werden verwaarloosd, zodat reizen moeilijker werd en ook gevaarlijker. Door dit alles nam ook de handel af en raakte geld in onbruik. Ruilhandel kreeg de overhand, terwijl vrijwel alles zich op het platteland afspeelde. In het westen heeft het Romeinse Rijk zich nadien niet meer kunnen herstellen; wel hield het Oost-Romeinse Rijk nog eeuwenlang stand. Een aanzienlijk aantal nederzettingen bleef echter bewoond, waar de achtergebleven Gallo-Romeinen zich schikten onder de heersende Germanen. Uiteindelijk gingen zij in de nieuwkomers op. In deze periode nam ook de geletterdheid af en konden alleen de geestelijken nog lezen en schrijven. Zij waren daardoor van groot belang bij het bestuur van het land. De Romeinse landbouw met villae verdween volledig om vervangen te worden door Germaanse hoeves. De Gallo-Romeinse en Germaanse adel gingen via huwelijken na verloop van tijd in elkaar op. Hoewel het christendom nog niet sterk in de samenleving was doorgedrongen en moest concurreren met andere godsdiensten, bleek de Kerk als organisatie in staat om de overgang te overleven. Franken, Friezen en Saksen De volksverhuizingen, die al met al zo'n twee eeuwen duurden, luidden een periode van instabiliteit in. In de zesde en vroege zevende eeuw hadden zich drie groepen gevormd die zich van de andere onderscheidden. De Friezen woonden langs de kusten, de Saksen in het oosten en de Franken in het zuiden van Nederland. Clodowech uit de dynastie van de Merovingen wist de Franken te verenigen en een groot deel van Gallië te veroveren. Zijn bekering tot het katholicisme (497) was politiek gezien een slimme zet, die hem verzekerde van steun van de paus en de Gallo-Romeinse elite. De Friezen trokken nu profijt van hun positie; hun woongebieden bleken centraal gelegen tussen de opkomende Germaanse koninkrijken van de Franken, de Angelsaksen in Engeland en de Scandinaviërs. Zij beheersten daardoor de handelsroutes in het noordwesten van Europa. Vanaf de zevende eeuw breidde de Frankische invloedssfeer zich in noordelijke richting uit. Friesland werd door de Franken een aantal maal onderworpen, maar de bevolking wist zich ook meerdere keren te bevrijden; vaak na het overlijden van een Frankische koning en de daaropvolgende machtsstrijd onder zijn zonen. Miniatuur uit de Très riches heures. De domeinen werden bewerkt door horige boeren en bezaten een grote mate van autarkie. Karolingen Karel Martel was de stamvader van de Karolingen die de macht overnamen van de Merovingen. Karel de Grote wist naast de Friezen uiteindelijk ook de Saksen en de Longobarden aan zich te onderwerpen in de Saksenoorlogen. Hiermee vond de zogenaamde frankisering plaats, zoals de introductie van het hofstelsel en de zogenaamde tweede kerstening. In de eeuwen daarna zou het christelijke geloof zich aanpassen en volledig doordringen in de samenleving. Onder Karel de Grote werden de Nederlanden geen randgebied meer, maar lagen nabij het centrum daarvan. Met de Karolingische renaissance zag deze periode een opleving van cultuur en wetenschap. In de ruileconomie van die tijd konden leenmannen alleen beloond worden door hen gronden en het vruchtgebruik daarvan te geven. Hieruit ontwikkelde het systeem zich tot het feodalisme. De leenmannen streefden naar erfelijkheid van hun pagus, wat steeds meer regel werd en in 877 gelegaliseerd door het Capitulare van Quierzy. Hiermee werd het onmogelijk nog een groot rijk te vormen. IJzeren eeuw De periode tussen ongeveer 850 en 950 wordt wel de ijzeren eeuw genoemd. Na de dood van Karel de Grote begon een neergang die onder andere veroorzaakt werd door invallen van de Vikingen, versterkt door de verdeling van het rijk na de dood van Lodewijk de Vrome, uiteindelijk resulterend in het verdrag van Meerssen. Dit had een eeuwenlange strijd tussen het latere Frankrijk en het latere Heilige Roomse Rijk tot gevolg. In het noorden was de feitelijke macht in handen van de Vikingen en Friezen. Het zwaartepunt van West-Francië verschoof naar het zuiden, terwijl dat van de Duitse koningen verschoof afhankelijk vanuit welke dynastie ze kwamen. De heersers van West- en Oost-Francië verloren hierdoor grotendeels hun interesse voor het gebied van de Nederlanden, dat weer een randgebied werd. De invallen van de Vikingen werden weerstaan door lokale gouwgraven die daarmee het gezag usurpeerden, uiteindelijk nog slechts in naam afhankelijk van de keizer. Na 900 verdween het gevaar van de Vikingen. Landsheerlijkheden en de opkomst van steden 1rightarrow.png Zie voor geschiedenis van de afzonderlijke gewesten in de Middeleeuwen: de Nederlandse gewesten. Zeven werken van barmhartigheid, Meester van Alkmaar, 1504. In de eeuwen na de gedwongen bekeringen vond een verinnerlijking van het geloof plaats. De gepredikte naastenliefde speelde hierbij een centrale rol. Daarnaast werd met de groei van de steden binnen de drie standen de burgerij steeds invloedrijker. De periode tussen ongeveer 925 en 1350 zag de ontwikkeling van wereldlijke en geestelijke landsheerlijkheden uit een onoverzichtelijke lappendeken van gebiedjes. Een aantal feodale heren wist hun gezag uit te breiden ten koste van hun buren. Het graafschap Vlaanderen, dat onder de aanvankelijk zwakke koning van Frankrijk viel, was aanvankelijk en ook nog lange tijd daarna het belangrijkste gewest. In Lotharingen was de Duitse keizer een stuk machtiger, doordat hij met het rijkskerkenstelsel bisschoppen zoals in het sticht Utrecht met wereldlijke macht bedeelde en daarmee dynastievorming tegenging. Desondanks groeiden de wereldlijke landsheerlijkheden vanaf ca. 1100 uit tot praktisch onafhankelijke vorstendommen. Rond 1050 brak een periode van economische groei aan. Niet alleen hielden de aanvallen van de Vikingen op, maar door een landbouwkundige innovatie, het drieslagstelsel, werd een grotere voedselproductie mogelijk, waardoor meer mensen zich aan het primaire productieproces konden onttrekken. De bevolkingsgroei in deze periode had zijn weerslag op de handel en daarmee op de steden, die vooral door hun muren een machtsfactor van betekenis werden. Dit was het begin van de afbraak van het feodale stelsel. De steden waren niet alleen een inkomstenbron voor de landsheer, maar werden later ook een concurrerende machtsfactor, wat zich dikwijls uitte in opstanden. In gebieden met weinig steden bleef de adel echter nog eeuwenlang een belangrijke rol spelen. Met de groeiende macht van de burgerij, de poorters, werd het culturele monopolie van de Kerk doorbroken. De culturele opleving in deze periode, waarin ook de eerste scholen en universiteiten werden gesticht, wordt wel de renaissance van de twaalfde eeuw genoemd. Aan de universiteiten werden de zeven vrije kunsten onderwezen. Bevolkingsgroei leidde ook tot kolonisatie, waarbij tijdens de grote ontginning in Zeeland en Holland een klasse van vrije boeren ontstond. Door de toename van de landbouw konden hier nu ook steden ontstaan, terwijl er ook een structuur ontstond om het werk aan de dijken en sluizen te coördineren, waartoe naar voorbeeld van de Vlaamse wateringen waterschappen en heemraadschappen werden opgericht. Door dit alles veranderde de sociale en economische structuur en kon men zich ook gaan richten op de visserij, de lakennijverheid en overzeese handel. Consolidatie Sint Elisabethsvloed in 1421, ~1490-1495, Meester van de Heilige Elisabeth-Panelen. De strijd tegen het water was een moeizaam en taai gevecht. Mede omdat de effecten van de ingrepen niet altijd ingeschat konden worden. Bedijking van kwelder- en kustveengebieden zorgde ervoor dat tijdens stormen het zeewater niet meer over de kwelders kon uitstromen. Hierdoor steeg de stormvloedhoogte, waardoor de kans op dijkdoorbraken toenam. Deze vonden dan ook veelvuldig plaats.